In december wist Tamino maar liefst driemaal het Koninklijk Circus uit te verkopen, daarmee werd al gauw duidelijk dat de Antwerpenaar met Egyptische.
Tamino bewees echter dat dat niet hoeft, dat je mag vertrouwen op je muziek en gaf het publiek tussen de songs door vaak niet meer dan een knikje of een ‘merci’. Inmiddels heeft Tamino genoeg materiaal om een rijk gevulde set op te bouwen en dat kregen we dan ook. In Vorst Nationaal speelde Tamino iets te vaak op veilig, maar kwam hij vooral de kroon waar hij recht op had opeisen. Met “Ashes” kregen we een nieuwe song te horen die eigenlijk niet zo heel anders klonk dan wat we reeds op Sahar voorgeschoteld kregen. “The Flame” leek de set pas echt op gang te trekken en daarmee is Tamino een beetje een dieselmotor. Op die manier toonde hij dat de nummers in elke mogelijke gedaante overeind blijven en we moeten het hem nageven: dat is ook wel degelijk zo. Ondanks dat we stiekem hoopten op een verrassing, hoeven we Tamino ook niet kwalijk te nemen dat hij kiest voor zekerheid. We zagen een sterke performance die helaas overstemd werd door de gesprekken van onze buren, maar dat hoefde de pret niet te drukken. Zo konden we naast de klassieke instrumentatie ook genieten van de klanken van de oed en ney, respectievelijk snaar- en blaasinstrumenten die weinig voorkomen in Westerse muziek. De toon voor de avond was daarmee meteen gezet en we waren wellicht niet de enige met kippenvel. De moeilijk in hokjes te plaatsen experimentele muziek van Dienne gaf ons dan ook niet meteen een veilig gevoel, maar speelde vooral in op het onheilspellende, wrange gevoel. Op die manier gaf ze een kijk in hoe haar hoofd in 2020 klonk en dat bleek nogal duister, versplinterd en dramatisch te zijn.